Geschiedenis

De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen werd in 1784 in Edam opgericht. Over het gehele land verspreid zijn nog ongeveer 80 departementen actief, waarvan 12 in Brabant.

De landelijke organisatie van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen stelde zich vooral voor:

”de verspreiding van kennis te bevorderen onder de minvermogenden”.

Al op de oprichtingsvergadering werd op aandringen van Martinus Nieuwhuyzen besloten aan die taak toe te voegen: “de verbetering van het schoolwezen en de opvoeding der jeugd, als de voornaamste grondslag zijnde ter vorming, verbetering en beschaving van den burger”.

De geschiedenis van het Nut in de eerste jaren van zijn bestaan toont aan dat Jan Nieuwenhuijzens voornaamste streven om door de uitgave van geschriften op gemoedelijke en opvoedende wijze de volwassenen aan hun plichten te herinneren en hun geestelijk leven op hoger pijl te brengen, in zekere mate heeft moeten wijken voor de mening van zijn zoon, die de taak van het Nut in hoofdzaak zocht in onderwijs en opvoeding.

De hervorming van het onderwijs in Nederland vanaf 1800 geldt als één van de grootste verdiensten van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Reeds vanaf de oprichting in 1784 vormt de verbetering van het onderwijs een van de belangrijkste doelstellingen van het Nut.

De geschiedenis van het departement Langstraat

De maatschappij tot Nut van ’t Algemeen departement Langstraat is opgericht op 8 oktober 1848. Het is een zelfstandige vereniging binnen de ruim 200 jaar oude landelijke Maatschappij tot Nut van het Algemeen, gericht op verbreding van kennis en kunde voor het gehele volk, destijds door openbaar onderwijs te bevorderen.
Na de oprichting van het departement Langstraat lag ook daar het accent op het tot stand brengen van openbaar onderwijs: onderwijs voor iedereen, maar dan in Waalwijk.
Nadat de onderwijsactiviteiten in 1986 jaren volledig waren overgedragen aan de Scholengemeenschap De Overlaat, werd het accent van de activiteiten verlegd en werd overgegaan tot het organiseren van activiteiten op cultureel terrein ten behoeve van volwassenen.
Dat komt tot uitdrukking in de halfjaarlijkse jaarlijkse programmering van lezingen, voordrachten, concerten, stedentrips en reizen naar bijzondere tentoonstellingen.